Is kunst echt haram?
In veel islamitische gezinnen komt creativiteit al vroeg tot leven en wordt net zo snel weer de kop ingedrukt. Een kind tekent een gezicht en krijgt te horen dat engelen dan het huis niet binnenkomen. Een jonge vrouw schildert de zee en wordt gewaarschuwd voor het hellevuur. Iemand boetseert iets uit klei en krijgt meteen te horen dat dit strafbaar is in het hiernamaals.
De waarschuwingen zijn serieus. De angst is vaak oprecht.
Maar toch blijft die ene vraag hangen: verbiedt de Koran kunst eigenlijk wel?
In een tijd waarin meningen zich sneller verspreiden dan feiten, en religieuze uitspraken soms klakkeloos worden overgenomen, is het goed om terug te gaan naar de bron. Niet naar wat mensen zeggen, maar naar wat God zelf zegt.
In dit stuk kijken we daarom alleen naar de Koran. Geen culturele invloeden, geen overleveringen of meningen van geleerden. Gewoon: wat staat er echt?
Niet om je een conclusie op te dringen. Wel om je uit te nodigen tot nadenken.
Want als de Koran zichzelf “volledig uitgelegd” noemt (6:114) en “een leidraad voor de hele mensheid” (2:185), dan mogen we best vragen:
Is kunst echt verboden?
Of hebben we het gewoon jarenlang verkeerd begrepen?
Gods Geest en de eigenschappen die wij horen te weerspiegelen

De Koran zegt dat God de mens niet alleen vormde uit klei, maar ook Zijn Geest in hem blies (32:9).
Dat betekent dat de mens meer is dan lichaam: hij draagt iets van het goddelijke in zich, het vermogen om te denken, te voelen, te kiezen, en... te weerspiegelen.
We zijn geschapen met de mogelijkheid om iets van Gods eigenschappen te benaderen, op menselijke schaal.
In de Koran worden onder andere deze Namen van God genoemd:
- Al-Ḥaqq – De Waarheid (22:6)
- Ar-Raḥmān – De Barmhartige (1:1)
- Al-Khāliq – De Schepper (59:24)
- Al-Muṣawwir – De Vormgever (59:24)
Deze Namen zijn geen abstracte titels, maar richtingwijzers. Ze laten zien wie God is en roepen ons op om in ons eigen handelen iets van die eigenschappen zichtbaar te maken.
Zo worden we in de Koran opgeroepen om de waarheid te spreken, omdat God De Waarheid is.
We worden aangemoedigd om barmhartig te zijn, omdat God De Barmhartige is.
Maar als het gaat om vormen, scheppen, ontwerpen of kunst maken, dan wordt er ineens getwijfeld: is dat niet haram?
Toch is God volgens de Koran ook De Schepper en De Vormgever.
Als Hij Zijn Geest in ons heeft geblazen, waarom zou het vermogen om te creëren dan verdacht zijn?
Creativiteit is niet in strijd met God, het is juist een afspiegeling van Zijn Geest in ons,
zolang het voortkomt uit dankbaarheid, schoonheid zoekt zonder afgoderij, en niet uit arrogantie maar uit verwondering ontstaat.
De Koran verbiedt geen kunst of vormgeving.
Wat hij veroordeelt, is afgoderij; het vereren van iets anders dan God.
De grens ligt dus niet bij de daad van het creëren zelf, maar bij de intentie en het doel erachter.
Als waarheid en barmhartigheid weerspiegelingen zijn van Gods Geest in ons, waarom dan niet ook creativiteit?
Het voorbeeld van Isa

In de Koran staat een bijzonder moment beschreven:
Isa, de zoon van Maryam, vormt uit klei het beeld van een vogel. En met Gods toestemming komt die vogel tot leven.
Een daad die in latere hadiths als verboden werd gezien, wordt hier niet bekritiseerd. Integendeel, het wordt genoemd als een van de tekenen van Isa’s missie.
Er is geen veroordeling, geen waarschuwing, geen verbod.
Dat zegt iets belangrijks; De handeling van iets vormgeven, zelfs iets dat lijkt op een levend wezen, is niet fout.
Wat er écht toe doet, is niet het materiaal, niet de vorm, maar de bedoeling waarmee het gedaan wordt.
Dat sluit aan bij een dieper patroon in de Koran:
Het gevaar zit niet in het maken van iets moois, maar in het verkeerd richten van eerbied - in het verheerlijken van het gemaakte in plaats van de Maker.
In dat licht wordt het lastig om vol te houden dat beeldhouwen, schilderen of ontwerpen haram zouden zijn.
De Koran ondersteunt die gedachte simpelweg niet.
Sterker nog: de Koran moedigt ons aan om te denken, te verbeelden en te creëren.
Onze creativiteit kan juist een manier zijn om dankbaarheid te tonen, om stil te staan bij de schoonheid die God in de schepping heeft gelegd en soms ook in ons eigen vermogen om iets daarvan te weerspiegelen.
Een reflectie op het rijk van Suleyman

In de Koran lezen we dat God aan Suleyman een bijzonder rijk toevertrouwde. Hij kreeg hulp van de jinn, die voor hem werkten en allerlei dingen maakten. Eén van die dingen waren [tamāthīl] beelden of vormen.
Wat opvalt: er volgt geen enkele kritiek.
God keurt het niet af. Sterker nog, het vers eindigt met de woorden:
“Werk dankbaar.”
Dat is opvallend. Als het maken van beelden op zichzelf slecht zou zijn, waarom wordt Suleyman er dan mee in verband gebracht, zonder ook maar een spoor van afkeuring?
Het roept een belangrijke vraag op: Misschien is het probleem niet de vorm zelf, maar wat je ermee doet.
De Koran laat hier zien dat vormen maken niet automatisch fout is.
Het gaat om de bedoeling: Doe je het wegens afgoderij? Of uit dankbaarheid en toewijding?
In het geval van Suleyman is het duidelijk: de beelden stonden niet tussen hem en God in. Ze maakten deel uit van zijn dienstbaarheid.
Koran vs. Hadith

De Koran zegt nergens dat kunst haram is. Er is geen enkel vers in de Koran dat het tekenen, beeldhouwen of maken van afbeeldingen verbiedt.
Nergens staat dat engelen huizen mijden waar beelden hangen, of dat mensen gestraft zullen worden omdat ze iets vormgaven.
Toch vinden we zulke uitspraken wél in de hadith-literatuur. Bijvoorbeeld:
Aisha vertelde:
De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) keerde terug van een reis. In de tussentijd had ik een gordijn met afbeeldingen opgehangen. Toen hij het zag, scheurde hij het kapot en zei: “De mensen die de zwaarste straf zullen krijgen op de Dag des Oordeels zijn degenen die proberen te maken wat Allah heeft geschapen.” Daarna maakten we er een of twee kussens van.
(Sahih Bukhari 5954)
Abdullah rapporteerde dat de Profeet zei:
“De mensen die het zwaarst gestraft zullen worden op de Dag des Oordeels, zijn de makers van afbeeldingen.”
(Sahih Muslim 2109a)
Abu Talha vertelde:
“Ik hoorde de Boodschapper van Allah zeggen: ‘Engelen van barmhartigheid betreden geen huis waar een hond is, of een afbeelding van een levend wezen.’”
(Sahih Bukhari 3225)
In deze overleveringen klinkt een harde veroordeling van beeldmakers. Ze worden zelfs gerekend tot de zwaarst gestrafte mensen.
Maar hoe verhoudt dit zich tot wat de Koran zegt?
De Koran is op dit punt heel duidelijk:
En wie is zondiger dan wie over God bedrog verzint of wie zegt: "Aan mij is geopenbaard", terwijl aan hem niets is geopenbaard of wie zegt: "Ik zal iets neerzenden wat gelijk is aan wat God heeft neergezonden." Als jij het maar kon zien wanneer de onrechtplegers in doodsstrijd verkeren terwijl de engelen hun handen naar hen uitstrekken: "Laat jullie zielen eruit! Vandaag krijgen jullie de bestraffing van de schande als vergelding voor het onware dat jullie altijd over God gezegd hebben en omdat jullie Zijn tekenen hoogmoedig afgewezen hebben."
(Koran 6:93)
En zegt niet van iets waarover jullie tongen bedrog uiten: "Dit is toegestaan en dit is verboden" om over God bedrog te verzinnen. Zij die over God bedrog verzinnen, hun zal het niet welgaan.
(Koran 16:116)
En wie is er zondiger dan wie over God bedrog verzint of Zijn tekenen loochent? Zij zijn het die hun aandeel in het boek zullen krijgen totdat Onze gezanten, wanneer zij tot hen komen om hen weg te nemen, zeggen: "Waar zijn zij dan die jullie in plaats van God aanroepen?" Zij zeggen: "Wij zijn hen kwijtgeraakt." En zij getuigen tegen zichzelf dat zij ongelovig waren.
(Koran 7:37)
De Koran laat er geen twijfel over bestaan:
Het verzinnen van verboden die God niet heeft ingesteld, en het toeschrijven van leugens aan Hem, is een van de grootste vormen van onrecht.
En opvallend genoeg wordt het maken van beelden of kunst nergens genoemd als zonde.
Dus als er een waarschuwing klinkt, dan is het niet tegen kunst, maar tegen het maken van regels in naam van God die Hij zelf nooit geopenbaard heeft.
Afgoderij is het probleem

Toen Ibrahim zijn volk confronteerde, bekritiseerde hij hen niet omdat ze beelden maakten, maar omdat ze die beelden vereerden.
Het probleem lag niet in het bestaan van de vormen, maar in de toewijding en eerbied die eraan gegeven werd.
Later vernielde hij de beelden. Niet als verbod op kunst of vormgeving, maar om hun geloof in valse machten te doorbreken.
De Koran vertelt dit verhaal niet om beeldhouwwerk te veroordelen, maar om shirk aan te klagen; ( o.a. het toekennen van goddelijke macht aan iets dat door mensen is gemaakt.)
Terug naar de Koran

God heeft ons een Boek gegeven dat duidelijk spreekt, zonder dubbelzinnigheid, zonder tegenstrijdigheid.
Als kunst of creativiteit op zichzelf verkeerd zou zijn, dan zou de Koran dat onomwonden zeggen.
Maar dat doet het niet.
We worden uitgenodigd om bewust te leven, om onze gaven met oprechtheid te gebruiken, en om de wereld mooier, rechtvaardiger en met aandacht vorm te geven.
Dus laten we dat ook doen.
En laten we niet verbieden wat God zelf niet verboden heeft.